Zoeken in deze blog

Totaal aantal pageviews

29 oktober 2014

Hotel Daniël den Hoed

Het plan lag al even op tafel. Voor onze huwelijksreis zouden we naar Rome vliegen. Een paar heerlijke dagen vol schitterende architectuur, een high five met de Paus en rustieke pizza’s. Heel veel pizza’s. Zoon Oscar had het er helemaal op staan. Eindelijk met eigen ogen zien hoe vakkundig die Romeinen destijds konden bouwen. Mijn darmen hadden echter een ander plan. Ze gingen in staking. Hardnekkig vooral. Al wat ik at bleef in mijn maag hangen en kwam er daarna in grote golven opwaarts weer uit. “Nee Anja, Rome gaan we niet doen. Boek maar een hotelletje in Rotterdam. Je weet wel, die waar we vorig jaar ook zijn geweest met die gebroken heup van je. Vinden wij darmen veel knusser.” Tja, luisteren naar je lichaam heet dat.

Booking.com hoefde er niet aan te pas te komen. Eén telefoontje naar de heer D. den Hoed en mijn hotelkamer was gereed. Bed, breakfast, lunch èn diner. Tenminste, dat dacht ik. Met dat bandje om mijn pols moest dit gewoon een All Inclusive vakantie worden. Daar kwam ik gauw van terug. De hoteldirectie vond dat ik eerst maar eens mijn gemak moest houden. Geen voedsel, zelfs geen slokje thee. Ik moest zelfs toezien dat mijn kamergenote op medische grond een petitfour kreeg omdat ze ondervoed was. Ze woog zeker dertig kilo meer dan ik. “Doe mij ook zo’n lariekoek!” riep ik nog. 

Het merendeel van de kamermeisjes was gelukkig alleraardigst. Ik hoefde maar op het belletje te drukken en ze kwamen een extra dekentje brengen. Helaas zaten er een paar tussen die mij continue in de armen prikten voor infusen en buizen bloed. Eén keer, bij het verversen van mijn pyjama, zag zo’n meisje dat er ineens een kwab vocht onder mijn bovenarm hing. Er was een infuus gaan lekken en nu was er kalium in mijn huid terecht gekomen. Er werd ineens paniekerig gereageerd. Kalium kan blijkbaar ernstige schade aan de huid aanbrengen met daarbij heftige pijnen. Ik moest twee uur lang met mijn arm boven mijn hoofd stil blijven liggen. Ondertussen werd er een plastische chirurg gebeld die mij diep in de avond in haar bloemetjesjurk een paar venijnige prikken in het beschadigde deel toebedeelde. Helaas, voor mijn kraaienpootjes was geen tijd meer.

Na een paar dagen trok ik aan de bel. Of het gebouw alsjeblieft geïsoleerd kon worden. Mijn kilo’s vlogen door de kieren naar buiten, mijn sleutelbenen konden zelfstandig kerkdeuren openen en mijn schouderbladen hadden zojuist hun vliegbrevet gehaald. Sondevoeding werd het. Een witte emulsie die linea recta in mijn halsslagader werd gepompt. Elke ochtend hing er een volle nieuwe zak aan mijn looppaal.

Ondertussen bleef het personeel dagelijks vergaderen over wat ze met me wilden gaan doen. Een endoscopie van de dunne darm. Jaaah gezellig. Ik zie nog hoe een grote kan met laxeermiddel (Moviprep) op mijn nachtkastje werd gezet. “Hier moet je vanavond drie liter van drinken en morgenvroeg om 06.00 uur nog een liter”. Slik.

Met darmen waar Rob Geus van de Smaakpolitie een vette OK-sticker voor zou geven, werd ik de volgende ochtend met een ambulance naar het Erasmus Medisch Centrum gereden. Tijdens de rit vroeg ik de broeder naar wat er zoal aan verdovende middelen in zijn EHBO-koffer zat. Ik kan er niks aan doen. Na mijn euforische ervaring met Ketamine (Special K voor de partypeople onder ons) tijdens het door een hoogwerker uit mijn slaapkamerraam getild worden, is dat mijn meest favoriete gespreksonderwerp in rijdende ambulances.  

Het darmonderzoek viel me alles mee. Met een roesje kon ik zelf de binnenkant van mijn dikke darm bekijken. Prachtige beelden vol Star Trek-effecten. Een bewegende gang zonder obstakels. Die had ik de avond ervoor allemaal laxerend weggezopen. Het einde van de film heb ik niet meer gehaald. De cast was nogal slaapverwekkend. Op de uitslaapkamer werd me al snel duidelijk dat het doel van het onderzoek niet was gehaald. Het was niet mogelijk geweest met de endoscoop bij het verdikte stukje in mijn dunne darm te komen.

Er werd weer over me vergaderd en uiteindelijk besloot men te opereren. De hoteldirecteur kwam me vertellen wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Het mooiste scenario was dat het verdikte stuk darm er uitgehaald zou worden en dat ik dan netjes zou worden dichtgenaaid. Omdat ze echter niet wisten wat ze aan zouden treffen (mijn grootste angst, een nieuwe tumor?) werd mij ook duidelijk gemaakt dat ik misschien een stoma zou krijgen of dat ze me open zouden maken en er niks aan te doen zou zijn. Van die verhalen over kankerpatiënten waar het alleen maar bergafwaarts mee is gegaan na zo’n open-en-hoppatee-weer-dicht-constructie. Heel opbeurend allemaal.

Je begrijpt dat ik, nadat ik weer bij kennis was, meteen aan mijn buik voelde of alles er nog zat maar vooral of er geen gadgets waren bijgekomen. Het voelde glad dus goed. De operatie was geslaagd en hoewel de kweek tot op heden nog niet bekend is, lijkt het alsof het stukje darm verdikt is door de bestalingen die ik in 2012 heb gehad aan mijn bekken. Er drukte destijds een tumor tegen een zenuwbaan. Nog nooit zo’n pijn gehad als toen. Heel mijn rechterbeen leek in een allesbeknellende bankschroef te zitten. En geen paracetamol of morfinetablet die daarvan kon winnen. Met die bestralingen werd gepoogd de tumor iets te laten slinken zodat ie niet meer tegen die zenuw aankwam. Dat lukte. Wat was ik blij. Fijn dat ik toen nog niet wist wat de gevolgen konden zijn.

De nacht na de operatie werd ik om 04.00 uur badend in het zweet wakker. Het leek alsof ik stikte. In paniek drukte ik op het knopje en vroeg of de deur en ramen als de wiedeweerga zo ver mogelijk open konden worden gegooid. Het liefst met sponningen en al. Ineens stond de kamer vol witte wezens. Ik had een temperatuur van 40,3 en een pols van 166 (tijdens de slaap is 50 tot 60 normaal). Een vrouwenhoofd vlak bij mijn gezicht vertelde me dat ik er op moest rekenen naar Intensive Care te worden gebracht. Ze legde me ook uit dat als ik een hartstilstand zou krijgen, ik niet meer gereanimeerd zou worden. Die laatste zinsnede hoorde ik voor de derde keer maar ik kan je verzekeren, het went nooit. Zeker niet als je in een paniekstuip verkeert waarbij je hart zo snel tekeer gaat dat je bang bent dat ie er mee stopt. Bij patiënten met een uitgezaaide vorm van kanker is ‘niet reanimeren’ protocol. Ook het op een gegeven moment stopzetten van sondevoeding hoort daarbij. Van die dingen die je niet wil horen. Gelukkig zakte de koorts lichtelijk en hoefde ik niet naar de IC. Wel moest de Centrale Lijn, waardoor ik mijn sondevoeding kreeg toegediend, er de volgende dag uit. Ze dachten dat daar een bacterie op was gaan zitten, wat mijn hoge koorts veroorzaakte. Omdat dat infuus er onder plaatselijke verdoving en met twee hechtingen was ingezet en nu zònder verdoving eruit gehaald zou worden, kneep ik ‘m flink. Wat een watje ben ik toch. Het stelde niks voor. Dat ding was er sneller uit dan Lucky Luke kan schieten.

Mijn temperatuur daalde, het herstel kon beginnen. Langzaam mocht ik weer wat eten. Eerst beschuit en bouillon, daarna bruin brood, sperziebonen en aardappelpuree met jus. Hemels, na zo lange tijd weer te kunnen eten. Het wachten was nu op een dagelijkse vorm van ontlasting. Dat duurde nog vrij lang dus er werden klysma’s voorgeschreven. Met zo’n glucosespoeling worden de darmen aan hun oren getrokken om weer te gaan doen waar ze voor ontworpen zijn. Eindelijk zagen mijn darmen het licht en gingen hun stinkende best doen. Gaandeweg kwam er schot in de zaak waarna ik met een gerust hart kon uitchecken.

Van mijn wittebroodsweken heb ik niks meer gezien, maar daar zijn inmiddels lichtvolkorendagen, Monchoutaarten en toastjes zalmsalade voor in de plaats gekomen. Ik smul er thuis weer heerlijk van. En Rome? Die stad houdt ons nog tegoed.  

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten