Booking.com hoefde er niet aan te pas te komen. Eén
telefoontje naar de heer D. den Hoed en mijn hotelkamer was gereed. Bed,
breakfast, lunch èn diner. Tenminste, dat dacht ik. Met dat bandje om mijn pols
moest dit gewoon een All Inclusive vakantie worden. Daar kwam ik gauw van
terug. De hoteldirectie vond dat ik eerst maar eens mijn gemak moest houden.
Geen voedsel, zelfs geen slokje thee. Ik moest zelfs toezien dat mijn
kamergenote op medische grond een petitfour kreeg omdat ze ondervoed was. Ze
woog zeker dertig kilo meer dan ik. “Doe mij ook zo’n lariekoek!” riep ik
nog.
Het merendeel van de kamermeisjes was gelukkig
alleraardigst. Ik hoefde maar op het belletje te drukken en ze kwamen een extra
dekentje brengen. Helaas zaten er een paar tussen die mij continue in de armen
prikten voor infusen en buizen bloed. Eén keer, bij het verversen van mijn
pyjama, zag zo’n meisje dat er ineens een kwab vocht onder mijn bovenarm hing.
Er was een infuus gaan lekken en nu was er kalium in mijn huid terecht gekomen.
Er werd ineens paniekerig gereageerd. Kalium kan blijkbaar ernstige schade aan
de huid aanbrengen met daarbij heftige pijnen. Ik moest twee uur lang met mijn
arm boven mijn hoofd stil blijven liggen. Ondertussen werd er een plastische
chirurg gebeld die mij diep in de avond in haar bloemetjesjurk een paar
venijnige prikken in het beschadigde deel toebedeelde. Helaas, voor mijn
kraaienpootjes was geen tijd meer.
Na een paar dagen trok ik aan de bel. Of het gebouw alsjeblieft
geïsoleerd kon worden. Mijn kilo’s vlogen door de kieren naar buiten, mijn
sleutelbenen konden zelfstandig kerkdeuren openen en mijn schouderbladen hadden
zojuist hun vliegbrevet gehaald. Sondevoeding werd het. Een witte emulsie die
linea recta in mijn halsslagader werd gepompt. Elke ochtend hing er een volle
nieuwe zak aan mijn looppaal.
Ondertussen bleef het personeel dagelijks vergaderen
over wat ze met me wilden gaan doen. Een endoscopie van de dunne darm. Jaaah gezellig.
Ik zie nog hoe een grote kan met laxeermiddel (Moviprep) op mijn nachtkastje
werd gezet. “Hier moet je vanavond drie liter van drinken en morgenvroeg om
06.00 uur nog een liter”. Slik.
Met darmen waar Rob Geus van de Smaakpolitie een
vette OK-sticker voor zou geven, werd ik de volgende ochtend met een ambulance
naar het Erasmus Medisch Centrum gereden. Tijdens de rit vroeg ik de broeder
naar wat er zoal aan verdovende middelen in zijn EHBO-koffer zat. Ik kan er
niks aan doen. Na mijn euforische ervaring met Ketamine (Special K voor de
partypeople onder ons) tijdens het door een hoogwerker uit mijn slaapkamerraam
getild worden, is dat mijn meest favoriete gespreksonderwerp in rijdende
ambulances.
Het darmonderzoek viel me alles mee. Met een roesje
kon ik zelf de binnenkant van mijn dikke darm bekijken. Prachtige beelden vol
Star Trek-effecten. Een bewegende gang zonder obstakels. Die had ik de avond
ervoor allemaal laxerend weggezopen. Het einde van de film heb ik niet meer
gehaald. De cast was nogal slaapverwekkend. Op de uitslaapkamer werd me al snel
duidelijk dat het doel van het onderzoek niet was gehaald. Het was niet
mogelijk geweest met de endoscoop bij het verdikte stukje in mijn dunne darm te
komen.
Er werd weer over me vergaderd en uiteindelijk besloot
men te opereren. De hoteldirecteur kwam me vertellen wat er allemaal zou kunnen
gebeuren. Het mooiste scenario was dat het verdikte stuk darm er uitgehaald zou
worden en dat ik dan netjes zou worden dichtgenaaid. Omdat ze echter niet
wisten wat ze aan zouden treffen (mijn grootste angst, een nieuwe tumor?) werd
mij ook duidelijk gemaakt dat ik misschien een stoma zou krijgen of dat ze me
open zouden maken en er niks aan te doen zou zijn. Van die verhalen over
kankerpatiënten waar het alleen maar bergafwaarts mee is gegaan na zo’n
open-en-hoppatee-weer-dicht-constructie. Heel opbeurend allemaal.
Je begrijpt dat ik, nadat ik weer bij kennis was,
meteen aan mijn buik voelde of alles er nog zat maar vooral of er geen gadgets
waren bijgekomen. Het voelde glad dus goed. De operatie was geslaagd en hoewel
de kweek tot op heden nog niet bekend is, lijkt het alsof het stukje darm
verdikt is door de bestalingen die ik in 2012 heb gehad aan mijn bekken. Er
drukte destijds een tumor tegen een zenuwbaan. Nog nooit zo’n pijn gehad als
toen. Heel mijn rechterbeen leek in een allesbeknellende bankschroef te zitten.
En geen paracetamol of morfinetablet die daarvan kon winnen. Met die
bestralingen werd gepoogd de tumor iets te laten slinken zodat ie niet meer
tegen die zenuw aankwam. Dat lukte. Wat was ik blij. Fijn dat ik toen nog niet
wist wat de gevolgen konden zijn.
De nacht na de operatie werd ik om 04.00 uur badend
in het zweet wakker. Het leek alsof ik stikte. In paniek drukte ik op het
knopje en vroeg of de deur en ramen als de wiedeweerga zo ver mogelijk open
konden worden gegooid. Het liefst met sponningen en al. Ineens stond de kamer
vol witte wezens. Ik had een temperatuur van 40,3 en een pols van 166 (tijdens
de slaap is 50 tot 60 normaal). Een vrouwenhoofd vlak bij mijn gezicht vertelde
me dat ik er op moest rekenen naar Intensive Care te worden gebracht. Ze legde
me ook uit dat als ik een hartstilstand zou krijgen, ik niet meer gereanimeerd
zou worden. Die laatste zinsnede hoorde ik voor de derde keer maar ik kan je
verzekeren, het went nooit. Zeker niet als je in een paniekstuip verkeert
waarbij je hart zo snel tekeer gaat dat je bang bent dat ie er mee stopt. Bij
patiënten met een uitgezaaide vorm van kanker is ‘niet reanimeren’ protocol.
Ook het op een gegeven moment stopzetten van sondevoeding hoort daarbij. Van
die dingen die je niet wil horen. Gelukkig zakte de koorts lichtelijk en hoefde
ik niet naar de IC. Wel moest de Centrale Lijn, waardoor ik mijn sondevoeding
kreeg toegediend, er de volgende dag uit. Ze dachten dat daar een bacterie op
was gaan zitten, wat mijn hoge koorts veroorzaakte. Omdat dat infuus er onder
plaatselijke verdoving en met twee hechtingen was ingezet en nu zònder
verdoving eruit gehaald zou worden, kneep ik ‘m flink. Wat een watje ben ik
toch. Het stelde niks voor. Dat ding was er sneller uit dan Lucky Luke kan
schieten.
Mijn temperatuur daalde, het herstel kon beginnen.
Langzaam mocht ik weer wat eten. Eerst beschuit en bouillon, daarna bruin brood,
sperziebonen en aardappelpuree met jus. Hemels, na zo lange tijd weer te kunnen
eten. Het wachten was nu op een dagelijkse vorm van ontlasting. Dat duurde nog
vrij lang dus er werden klysma’s voorgeschreven. Met zo’n glucosespoeling
worden de darmen aan hun oren getrokken om weer te gaan doen waar ze voor
ontworpen zijn. Eindelijk zagen mijn darmen het licht en gingen hun stinkende
best doen. Gaandeweg kwam er schot in de zaak waarna ik met een gerust hart kon
uitchecken.
Van mijn wittebroodsweken heb ik niks meer gezien, maar
daar zijn inmiddels lichtvolkorendagen, Monchoutaarten en toastjes zalmsalade voor
in de plaats gekomen. Ik smul er thuis weer heerlijk van. En Rome? Die stad
houdt ons nog tegoed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten