Zoeken in deze blog

Totaal aantal pageviews

3 juni 2014

Een buiging

Hoe oud ik precies ben weet ik niet, maar neem van mij aan dat het pre-historisch is. En zo voel ik me ook. Sinds half vorige eeuw begonnen mensen mij uit te dagen. Eerst met attributen als bobsleeën en ski’s, daarna met fietsen.  Keer op keer wilden ze een wedstrijdje met me doen. Omdat ik nog in de bloei van mijn leven was, zag ik er geen kwaad in. Ik vond het juist kicken om al die betweters met hun neus op de feiten te drukken. Met mij viel potjandorie niet te spotten. Ik zag ze creperen, half dood gaan, zuurstof, poeders en pillen tot zich nemen. Mannen in gele truien. Mannen in truien met rode bolletjes. Allemaal heb ik ze het leven zuur gemaakt. Vooral hun benen. Ik lachte ze vierkant uit. Dachten zij nou echt dat ze me de baas konden worden? Ik voelde me oppermachtig en zag nieuwe uitdagingen met een venijnige glimlach tegemoet.

Tot 6 juni 2006. Dat was de ommekeer. Ik had het eerst niet door. Ik trapte er met open ogen in. Een groepje van 66 mensen stond die ochtend in alle vroegte klaar om mij te laten zien wie er het sterkst was. Peulenschilletje dacht ik. Daar vergiste ik me in. Maar liefst 61 man haalde me die dag zes keer onderuit. Ik wist niet wat me overkwam. Ik was er ziek van en dat voelden ze. Ze beloofden het jaar daarop terug te komen met nog meer energie en mankracht. Ik lachte het weg. Dat konden ze niet menen.
Twaalf maanden later trokken ze weer ten strijde. Ik was gewaarschuwd. Niemand kwam ongeschonden uit de strijd, beloofde ik mezelf. En weer was mijn zelfkennis ver te zoeken. Ze flikten het wederom. Sommigen lieten me zelfs zeven keer alle hoeken en bochten zien. Ik duizelde. Hoe kon me dit gebeuren?  Ik negeerde het. Dit kon gewoon niet.   

De jaren volgden. Jaren van vernedering. Ik was niet meer onoverwinnelijk. Mijn gloriedagen waren geteld. Ik wist me geen raad. Tijdens mijn jaarlijkse winterslaap werd ik regelmatig zwetend wakker. Het zat me niet lekker, ik ging op onderzoek. Ik kwam tot de ontdekking dat al deze mensen gebruik maakten van een ‘drive’; een gevoel van onmacht die met veel training en doorzettingsvermogen om werd gebogen naar energie en strijdlust. Mijn ogen gingen open. Deze mensen hadden iets meegemaakt waardoor zij hun oerkrachten konden aanboren. 

Ik vond mezelf nog steeds een niet te kloppen statement maar kreeg stiekem ook sympathie voor mijn uitdagers. Daarom laat ik ze nu elk jaar in juni bezit van me nemen. Deze week mogen ze me weer bekladden met heldennamen, volhangen met spandoeken en zelfs uitlachen. Ik sta het allemaal toe. Ik ben me er namelijk terdege van bewust dat het gevoel van strijd leveren nodig is om te kunnen overleven als kanker je wereld binnendringt. Toch blijf ik mezelf. Ongenaakbaar zal ik zijn. Onoverwinnelijkheid zal ik uitstralen. Rauw zal ik ze lusten. Maar ook – en dit blijft tussen ons – zal ik stiekem een procentje buigen voor al die krachtpatsers die met mij de strijd aangaan. Samen winnen we van kanker!