Zoeken in deze blog

Totaal aantal pageviews

15 augustus 2012

Man zonder gezicht

‘Ik stuur je geen foto’, heeft hij in zijn eerste mail geschreven. ‘En van jou wil ik er ook geen. Later misschien, als we elkaar beter kennen. Jij hebt op mijn profiel gereageerd omdat het je beviel hoe ik mijzelf omschreef. En ik schrijf terug omdat het mij aantrekt wat jij over jezelf vertelt. Ik wil jou leren kennen, zonder afgeleid te worden door een foto. Ik hoop dat jij er net zo over denkt.’
“Er is iets met die man”, zeggen mijn vriendinnen. “Hij kan er nog zo mooi omheen praten, maar natuurlijk heeft hij iets te verbergen. Hij is mismaakt. Stokoud. Een man om bang voor te zijn! Anders zou hij zijn foto wel aan je mailen.”
Ik zeg tegen ze dat ze best gelijk kunnen hebben, maar ondertussen blijf ik hem schrijven, drie keer per week en vaak schrijf ik meteen een mail terug als ik zijn mail krijg. De mailwisseling geeft inhoud aan een leven dat ik nog het best omschrijven kan met de woorden ‘saai’ en ‘eenzaam’.
De twee sleutelwoorden die kunnen leiden tot een depressie. Tenzij er iets gebeurt dat die saaiheid doorbreekt en de eenzaamheid opheft.
Is het mogelijk om verliefd te worden op iemand die je nooit hebt ontmoet, van wie je zelfs geen idee hebt hoe hij eruitziet? Ik weet nu dat het antwoord ‘ja’ is. Als ik de computer aanzet en zie dat ik mail van DaniĆ«l heb, gaat mijn hart tekeer, mijn keel wordt droog, mijn handen trillen. Ik laat me achterover zakken in mijn bureaustoel en ben verloren voor wat er om mij heen gebeurt. Niet dat iemand er last van heeft, want sinds Victor uit mijn leven verdwenen is, heerst er een diepe rust in mijn flat. Van Victor leerde ik dat het helemaal niet moeilijk is een relatie die twaalf jaar duurde te verbreken. Je zegt dat je een ander hebt, je pakt je koffers en je vertrekt. Wat een verschil met de man die mij wekelijks vertelt dat ik bijzonder ben, dat ik in mijn mails voor hem ben gaan leven, dat hij zich niet meer voor kan stellen hoe zijn leven was voordat ik er een rol in ging spelen.
Maar er komt een moment dat mailen niet meer genoeg is. Mijn ogen glijden strelend over de letters die hij geschreven heeft, verlangen naar meer, naar iets dat tastbaarder is, naar lippen die de mijne aanraken, naar ogen waarin ik mijn gedachten kan lezen.
‘Ik denk dat het tijd is dat we elkaar ontmoeten’, schrijft hij als antwoord op mijn niet-geuite verlangens.
Hij stelt een datum voor en een uur, vroeg op een avond van deze voorjaarsmaand die zo’n verandering in mijn leven teweeg heeft gebracht.
Dagenlang ben ik bezig onze ontmoeting voor te bereiden. Alles moet perfect zijn, en toch nonchalant lijken. Hij moet niet denken dat ik me heb uitgesloofd voor hem. Ik koop voorjaarsboeketten, koop bedrieglijk simpele hapjes bij een traiteur, schaf wijnen aan die ik nooit eerder heb gedronken. Op de avond zelf verkleed ik mij drie keer, naar zijn smaak kan ik alleen maar raden.
Dan wijst mijn horloge de tijd van onze eerste ontmoeting aan, en op datzelfde moment gaat de bel…