“Er is iets met die man”, zeggen mijn vriendinnen.
“Hij kan er nog zo mooi omheen praten, maar natuurlijk heeft hij iets te
verbergen. Hij is mismaakt. Stokoud. Een man om bang voor te zijn! Anders zou
hij zijn foto wel aan je mailen.”
Ik zeg tegen ze dat ze best gelijk kunnen hebben, maar ondertussen blijf ik hem schrijven, drie keer per week en vaak schrijf ik meteen een mail terug als ik zijn mail krijg. De mailwisseling geeft inhoud aan een leven dat ik nog het best omschrijven kan met de woorden ‘saai’ en ‘eenzaam’.
De twee sleutelwoorden die kunnen leiden tot een depressie. Tenzij er iets gebeurt dat die saaiheid doorbreekt en de eenzaamheid opheft.
Is het mogelijk om verliefd te worden op iemand die je nooit hebt ontmoet, van wie je zelfs geen idee hebt hoe hij eruitziet? Ik weet nu dat het antwoord ‘ja’ is. Als ik de computer aanzet en zie dat ik mail van Daniël heb, gaat mijn hart tekeer, mijn keel wordt droog, mijn handen trillen. Ik laat me achterover zakken in mijn bureaustoel en ben verloren voor wat er om mij heen gebeurt. Niet dat iemand er last van heeft, want sinds Victor uit mijn leven verdwenen is, heerst er een diepe rust in mijn flat. Van Victor leerde ik dat het helemaal niet moeilijk is een relatie die twaalf jaar duurde te verbreken. Je zegt dat je een ander hebt, je pakt je koffers en je vertrekt. Wat een verschil met de man die mij wekelijks vertelt dat ik bijzonder ben, dat ik in mijn mails voor hem ben gaan leven, dat hij zich niet meer voor kan stellen hoe zijn leven was voordat ik er een rol in ging spelen.
Maar er komt een moment dat mailen niet meer genoeg is. Mijn ogen glijden strelend over de letters die hij geschreven heeft, verlangen naar meer, naar iets dat tastbaarder is, naar lippen die de mijne aanraken, naar ogen waarin ik mijn gedachten kan lezen.
‘Ik denk dat het tijd is dat we elkaar ontmoeten’, schrijft hij als antwoord op mijn niet-geuite verlangens.
Hij stelt een datum voor en een uur, vroeg op een avond van deze voorjaarsmaand die zo’n verandering in mijn leven teweeg heeft gebracht.
Dagenlang ben ik bezig onze ontmoeting voor te bereiden. Alles moet perfect zijn, en toch nonchalant lijken. Hij moet niet denken dat ik me heb uitgesloofd voor hem. Ik koop voorjaarsboeketten, koop bedrieglijk simpele hapjes bij een traiteur, schaf wijnen aan die ik nooit eerder heb gedronken. Op de avond zelf verkleed ik mij drie keer, naar zijn smaak kan ik alleen maar raden.
Dan wijst mijn horloge de tijd van onze eerste ontmoeting aan, en op datzelfde moment gaat de bel…
Ik zeg tegen ze dat ze best gelijk kunnen hebben, maar ondertussen blijf ik hem schrijven, drie keer per week en vaak schrijf ik meteen een mail terug als ik zijn mail krijg. De mailwisseling geeft inhoud aan een leven dat ik nog het best omschrijven kan met de woorden ‘saai’ en ‘eenzaam’.
De twee sleutelwoorden die kunnen leiden tot een depressie. Tenzij er iets gebeurt dat die saaiheid doorbreekt en de eenzaamheid opheft.
Is het mogelijk om verliefd te worden op iemand die je nooit hebt ontmoet, van wie je zelfs geen idee hebt hoe hij eruitziet? Ik weet nu dat het antwoord ‘ja’ is. Als ik de computer aanzet en zie dat ik mail van Daniël heb, gaat mijn hart tekeer, mijn keel wordt droog, mijn handen trillen. Ik laat me achterover zakken in mijn bureaustoel en ben verloren voor wat er om mij heen gebeurt. Niet dat iemand er last van heeft, want sinds Victor uit mijn leven verdwenen is, heerst er een diepe rust in mijn flat. Van Victor leerde ik dat het helemaal niet moeilijk is een relatie die twaalf jaar duurde te verbreken. Je zegt dat je een ander hebt, je pakt je koffers en je vertrekt. Wat een verschil met de man die mij wekelijks vertelt dat ik bijzonder ben, dat ik in mijn mails voor hem ben gaan leven, dat hij zich niet meer voor kan stellen hoe zijn leven was voordat ik er een rol in ging spelen.
Maar er komt een moment dat mailen niet meer genoeg is. Mijn ogen glijden strelend over de letters die hij geschreven heeft, verlangen naar meer, naar iets dat tastbaarder is, naar lippen die de mijne aanraken, naar ogen waarin ik mijn gedachten kan lezen.
‘Ik denk dat het tijd is dat we elkaar ontmoeten’, schrijft hij als antwoord op mijn niet-geuite verlangens.
Hij stelt een datum voor en een uur, vroeg op een avond van deze voorjaarsmaand die zo’n verandering in mijn leven teweeg heeft gebracht.
Dagenlang ben ik bezig onze ontmoeting voor te bereiden. Alles moet perfect zijn, en toch nonchalant lijken. Hij moet niet denken dat ik me heb uitgesloofd voor hem. Ik koop voorjaarsboeketten, koop bedrieglijk simpele hapjes bij een traiteur, schaf wijnen aan die ik nooit eerder heb gedronken. Op de avond zelf verkleed ik mij drie keer, naar zijn smaak kan ik alleen maar raden.
Dan wijst mijn horloge de tijd van onze eerste ontmoeting aan, en op datzelfde moment gaat de bel…
Toen ik erachter kwam dat Victor al maanden
vreemdging kon ik dat niet geloven. Terwijl de foto, per ongeluk gevonden in
zijn binnenzak, toch duidelijk boekdelen sprak. Ik negeerde het. De afbeelding was
niet scherp en het was vast niet wat ik dacht. Dus wel! Ze heette Eline, was
stukken jonger en meneer was nog nooit zo verliefd geweest. Het afscheid was kort
en koud. Toen Victor met koffers en weekendtas de lift instapte keek ie me nog
één keer aan. De ogen waar ik al die jaren de toekomst in had gezien, toonden
me nu triomf en vernedering. Vuilnis voelde ik me. Dichtgebonden en klaar voor
de container. Zijn terloopse ‘sorry Suus’ denderde nog lang na.
Mijn hart klopt in mijn keel. Dit is het
moment. Wat zal ik doen? Ik sta al zeker een halve minuut in de hal achter de
voordeur. Ik hou mijn adem in want aan de andere kant staat Daniël. Tenminste…
dat denk ik. Ik had me voorgenomen eerst door het kijkgaatje te spieken maar nu
ik hier sta durf ik niet meer. De bel gaat weer, langer nu. Ik hap naar adem,
schuif het metalen plaatje opzij en zie slechts de binnenkant van een grote
hand.
‘Sorry Suus, ik kon het niet laten’. Een
schaterende man met bloemen en een chique ingepakt cadeautje. Niet mijn type,
ik zie het meteen. Hij is kleiner dan ik gedacht had. Met mijn hakken toren ik net
boven hem uit. Een rond gezicht met diepliggende ogen. Dunne lippen, blinkend rode
wangen en grijze slapen. Ik heb even nodig om het beeld wat ik van hem had
gecreëerd te vervangen door het werkelijke plaatje. Ik delete lang, donker en
atletisch. Ik delete romantisch tafelen bij kaarslicht. Ik delete dartelende
vlinders. Het feit dat hij mij Suus noemt irriteert me. In zijn berichten begon
ie daar al heel snel mee en oh, wat voelde dat lekker. Toen. Nu zou ik willen
dat hij me met Suzanne aanspreekt.
Pas vorige week heb ik Karin en Esther verteld
dat ik een man heb leren kennen. Een intrigerende man. Eigenlijk wilde ik het tot
na deze ontmoeting geheim houden, maar ze zagen het aan me. ‘Suusje is verlie-hiefd’.
Als spinnende poezen kwamen ze om me heen hangen. Ze reageerden dolenthousiast
maar dat temperde toen ik uitlegde waarom Daniël geen foto’s wilde uitwisselen.
“Waarom stuur je zelf niet eerst een foto? Je laat hèm toch zeker niet de boel
bepalen? Kom nou eens voor jezelf op joh! Heb je niks geleerd van die streken
van Victor?” Tuurlijk hebben ze gelijk. Een man die zijn beeltenis niet wil
tonen heeft een verleden, of in ieder geval een enorm minderwaardigheidscomplex.
En Victor - tja - dat was een goede leerschool om foute mannen te herkennen.
‘Hoi, kom binnen’. Ik steek mijn hand uit.
Zijn handdruk is slap en klam. Bah. Onze blikken kruisen vluchtig. Het voelt alsof
onze vurige correspondentie als een stoffig droogboeket verpulverd. Ik pak het
bosje tulpen aan. Witte. Dat heeft ie goed onthouden. Bij het ophangen van zijn
stugge zware jas veeg ik snel mijn hand schoon aan mijn rode jurk. Speciaal
gekocht voor deze gelegenheid. Evenals twee anderen, allemaal zwierig en sexy.
Ik weet nog hoe ik me voelde toen ik in dat boetiekje uit de paskamer kwam. Mijn
woest aantrekkelijke minnaar zou verlekkerd toekijken hoe ik in mijn rode,
groene of korenblauwe jurkje de zoete geitenkaasjes uit de oven haalde. Hij zou
smachtend toezien hoe ik Your Love Is
King van Sade opzette. Hij zou voor me gaan staan, met beide handen mijn
wangen strelen en heel langzaam de dunne bandjes van mijn schouders laten
glijden.
Het besef dat de man hier in mijn hal degene
is waar ik maandenlang heimelijk bij wegdroomde maakt me misselijk. Ik wil dat deze
avond voorbij is. Ik wil Daniël terug. Mijn Daniël. Niet deze
dertien-in-een-dozijn-vent. Onaardige gedachten maken zich van me meester.
Venijnige gedachten zelfs. Met Karin heb ik afgesproken dat ze me over een half
uur belt. We hebben uit de gein een belscript opgesteld. ‘Oké, dan zie ik je
morgen om acht uur bij de fitness’ betekent dat ie erg leuk is. Half negen is
twijfel en bij negen uur komen Es en Kaat als de gesmeerde bliksem ‘op visite’
om mij te redden. Nodeloos check ik mijn mobiel. Hij staat aan. Tuurlijk staat
ie aan.
Het pakje blijkt een lange zijden shawl.
Gelukkig, de kleur is wit. Bij oubollig frivole bloemetjes was ik gaan gillen
en had ik hem resoluut de deur gewezen. Haha Suus, hoe goed ken jij jezelf? Nee
klopt, dat durf ik niet. Kijkend naar zijn schoenen adem ik diep in. Nog een
half uur. Dat overleef ik wel. Waarom heb ik in godsnaam niet afgesproken op
neutraal terrein? Hij stelde voor om naar mij te komen. Ik dacht niet na. De
enige leidraad was mijn allesoverheersende verlangen om in Daniëls armen te
liggen. Hier thuis op de bank.
Es en Kaat hadden gelijk. Net als die keer dat
ze Victor in de stad hadden zien lopen met een blonde vrouw aan zijn arm. Ze
hadden hem aangesproken. Het was een collegaatje. Ze had een beetje te veel
gedronken na een zakenborrel en daarom ondersteunde hij haar op weg naar de
taxi. Mijn vriendinnen geloofden er niks van en belden me er dezelfde avond nog
over op. Geen Geheimen, Altijd Eerlijk; onze strijdkreet vanuit de kroeg waar
we heen gingen als één van ons weer eens luduvudu had. Ik geloofde het niet.
Victor was gewoon erg attent en behulpzaam om zo’n aangeschoten meisje te
begeleiden. Toen Es zei dat ik dat bord voor mijn kop op Markplaats moest
zetten, ben ik kwaad weggelopen. Niemand kwam aan Victor. Mijn lieve leuke
Victor.
Het gesprek verloopt moeizaam. Daniël is geen
prater en ik ben slecht, slecht in prietpraat. Hij had ook een ander beeld van
me, maar vindt wat er tegenover hem aan tafel zit toch zeer geslaagd. De
complimentenregen is begonnen. Ik glimlach gemaakt. Ik tel de minuten. Nog
twintig. De gebakken geitenkaas smaakt me niet en de aanblik van zijn smakkende
lippen maakt dat ik weer een grote bel wijn voor mezelf inschenk. Mijn derde al
denk ik.
Kijk ‘m daar zitten. Net zo’n lachje als toen
op dat terras in Barcelona. Wanneer was dat ook weer? Vijf jaar geleden. We
hadden heerlijk gegeten en de serveerster kwam wel erg vaak vragen of alles
naar wens was. Mijn god, wat moesten we daar om lachen samen. Victor knipoogde
een paar keer en is aan het eind van de avond zelfs nog naar die snikhete
keuken gegaan om het meisje te bedanken voor de goede service. Omdat zij geen
Engels verstond en Vic geen Spaans, duurde het even voor ze begreep wat hij
bedoelde. En toen kwam ook nog de chefkok erbij staan omdat die dacht dat er
een probleem was. Nee, het duurde even maar uiteindelijk heeft Victor de hele keukenploeg
kunnen overtuigen van het feit dat hij en zijn lieve Suzanne daar buiten op het
inmiddels verlaten terras, een heerlijke avond hadden gehad. Hij zag er verhit
uit, mijn Victor.
Ik haal de zongedroogde tomatenpesto uit de
koelkast. De gemarineerde artisjokharten in dragondressing laat ik staan. Hij
is het niet waard. Hij is het zo ontzettend niet waard. Ik tol op mijn benen.
Die hakken zijn hoger dan ik dacht. Ik word licht in mijn hoofd. Meneertje
schuift zijn stoel naar achteren en komt mijn kant op. Mijn keuken is klein, ik
kan geen kant op. Ik zie zijn ogen. Ze komen langzaam dichterbij. Verlekkerd
kijkt ie me aan. Ik voel het handvat van de magnetron in mijn rug. Ik walg. De
geur van geitenkaas maakt me ziek. Zijn zachte ‘Suuuuusje’ kromt mijn tenen. Ik
zie zijn handen. Ze raken mijn ellebogen. Ik huiver en sluit mijn ogen.
Geen Geheimen, Altijd Eerlijk. ‘Dichtgebonden
en klaar voor de container’, zeg ik als Karin mij belt. Ik verbreek de
verbinding en ga op de bank zitten. Mijn ademhaling is rustig. Ik kijk naar
mijn handen. Rode striemen en een witte shawl. ‘Sorry Vic’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten